Als programmamanager is Van Loon onder meer eindverantwoordelijk voor het in de markt zetten van infrastructurele projecten en (controle op) de duurzame uitvoering daarvan. Dat verloopt naar tevredenheid: ‘Maar er is ook nog een wereld te winnen en het kan nog duurzamer.’ De samenwerking met de opdrachtnemer is hierin van het grootste belang.
‘De markt (ingenieursbureaus, aannemers, energiebedrijven) is een noodzakelijke partner voor de grote verduurzamingsstap die we moeten zetten. Tegelijkertijd zie je dat overheid en aannemer soms moeilijk samenwerken, omdat we bang zijn dat er geen gelijk speelveld is. Dat is een kwestie van vertrouwen tussen de samenwerkende partijen. Maar het is ook het vertrouwen van de omgeving die naar deze samenwerking kijkt of het wel volgens de regels is.’
De noodzaak is hoog
Maar het mooie is dat als de noodzaak écht hoog is, dan komt de samenwerking tussen markt en overheid tot bloei. ‘We hadden vijf projecten die niet door konden gaan door een te hoge stikstofneerslag. In nauw overleg met de markt zijn we tot een passende aanpak gekomen op basis waarvan de projecten toch uitgevoerd kunnen worden. Wij stelden meer geld beschikbaar om elektrisch materieel betaalbaar te laten zijn en de markt maakte een enorme inhaalslag om dit materieel aan te schaffen en in te zetten.’
Deze noodzaak blijft ook op de lange termijn onverminderd hoog. ‘Het volgende probleem dient zich mogelijk met de Kaderrichtlijn Water al aan’, stelt Van Loon. ‘Terugkijkend op het stikstofprobleem willen we graag 3 of 4 jaar terug in de tijd om het probleem gezamenlijk proactief aan te vliegen. Als je met die wetenschap nu kijkt naar het Kaderrichtlijn Water (KRW) dat per 2027 een goede toestand van het water vereist, dan gaat de tijd dringen. We denken nu na over hoe we Brabant met stikstof open kunnen houden, terwijl het volgende slot in de smederij ligt.’
Een mogelijk volgende stap is volgens Van Loon daarom om de aanleg van infrastructuur natuurinclusief te doen. Gebiedsgericht kijken hoe we infrastructuur aanleggen terwijl we woningen bouwen. En tegelijkertijd bepalen hoe we de natuurontwikkeling kunnen vormgeven. Van duurzaamste aanbesteder (voor het 5e jaar op rij) naar duurzaamste wegbeheerder: ‘Een duurzame aanbesteding is een mooie prestatie. Maar we willen vooral die causaliteit zien tussen het duurzaam aanbesteden en de daadwerkelijke staat van de natuur. Je wilt met opdrachtnemers tot een scherp en duurzaam gestroomlijnd proces komen.’ Bijvoorbeeld via marktoriëntatie. ‘Marktoriëntatie is een heel nuttig middel als het gaat om verduurzaming. Onze samenwerkingspartners hebben namelijk ontzettend veel kennis op dat vlak waar we gebruik van kunnen maken. Toch doen we het te weinig door de waan van de dag, de enorme druk en misschien ook het grote organisatorisch vermogen dat het vraagt.’
Maak duurzaamheid concreet
Wat ook kan helpen bij een nog sterkere verduurzaming is een flinke concretiseringsslag: ‘Duurzaamheid is een containerbegrip. Je zou als overheden ook kunnen zeggen dat we volledig doorgaan op emissieloos bouwen of dat we infrastructurele werken altijd natuurinclusief uitvoeren. Het op een andere manier branden van je opgave kan enorm helpen om de noodzaakdiscussie meer naar de realiteit te brengen. Nu lijkt het alsof het een extraatje is, maar het is een need to have. Als we in ons drukke land goed willen samenleven met onze omgeving is duurzaamheid een randvoorwaarde voor de projecten die we uitvoeren.’
De uitspraken van de Raad van State over stikstof laten die behoefte aan concreetheid ook zien. ‘De Raad van State zegt eigenlijk “jullie beleidsmakers hebben jezelf wetten en regels opgelegd, maar die zijn in de praktijk te weinig concreet gemaakt”. Dus als je je beleid niet doorvertaald naar je uitvoering, dan doe je het niet goed. Dan moeten we onszelf dus achter de oren krabben en beleid en uitvoering nog beter op elkaar afstemmen.’